Deltabeslissing IJsselmeergebied
Deltabeslissingen zijn beleidsmatige kaders die in het Nationaal Deltaprogramma tot stand komen. De deltabeslissing IJsselmeergebied geeft het kader voor waterveiligheid en zoetwater in het IJsselmeergebied.
Hoofdlijnen van de deltabeslissing IJsselmeergebied zijn:
- De waterafvoer van het IJsselmeer naar de Waddenzee vindt plaats met een combinatie van spuien en pompen bij de Afsluitdijk.
- Het gemiddelde winterpeil in het IJsselmeer en het Markermeer kan na 2050 maximaal 30 cm meestijgen met de zeespiegel.
- Ongeveer de helft van Nederland maakt gebruik van de zoetwatervoorraad van het IJsselmeergebied. Rijkswaterstaat past flexibel peilbeheer toe om de zoetwatervoorraad te borgen.
- Na 2050 kan de bandbreedte van flexibel peilbeheer toenemen van 20 tot 50 cm.
Herijking in 2026
Iedere zes jaar vindt in het Deltaprogramma een herijking plaats: een check of de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën nog up-to-date zijn. Ontwikkelingen en nieuwe inzichten kunnen dan leiden tot aanpassingen. Op dit moment loopt het proces van de tweede herijking; medio 2026 vindt de afronding plaats. Het Bestuurlijk Platform IJsselmeergebied brengt advies uit aan de deltacommissaris over de herijking van de deltabeslissing en voorkeursstrategie voor het IJsselmeergebied.
Naast de nieuwe klimaatscenario’s en het Deltaprogramma Zoetwater leveren ook het Kennisprogramma Zeespiegelstijging en het programma Integraal Riviermanagement belangrijke input. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn belangrijk bij het maken van afwegingen.
Het Kennisprogramma Zeespiegelstijging laat de omvang van de zeespiegelstijging nauwkeuriger zien en brengt in beeld hoe houdbaar (en eventueel oprekbaar) de bestaande strategieën voor waterveiligheid en zoetwater zijn. De zeespiegelstijging heeft in het IJsselmeergebied gevolgen voor de afvoermogelijkheden naar de Waddenzee en verzilting van de zoetwatervoorraad. Het nationaal waterbeleid biedt ruimte om na 2050 het winterpeil in het IJsselmeer en het Markermeer met maximaal 30 cm te verhogen.
Het programma Integraal Riviermanagement bereidt besluiten voor over de bodemligging van de rivieren. De besluiten kunnen gevolgen hebben voor de afvoer over de IJssel. Dat heeft weer gevolgen voor de zoetwatervoorraad in het IJsselmeer, in voorjaar en zomer. De ambitie is om zo lang mogelijk voldoende water aan het IJsselmeer te kunnen blijven leveren.
Dijkversterkingen
Sinds 2017 gelden nieuwe normen voor de primaire waterkeringen in Nederland. In 2050 moeten alle waterkeringen aan die normen voldoen.
De waterschappen en Rijkswaterstaat monitoren de waterkeringen en beoordelen of ze aan de normen voldoen. Als dat niet het geval is, kunnen dijkversterkingen nodig zijn. De Houtribdijk is inmiddels versterkt en voldoet sinds 2020 aan de nieuwe normen. Aan de versterking van de Markermeerdijken en de Afsluitdijk wordt gewerkt. Andere versterkingen zijn in voorbereiding, waaronder versterking van de IJsselmeerdijk in Flevoland.
Spuien en pompen
Overtollig water in het IJsselmeer wordt afgevoerd naar de Waddenzee. Tot nu toe gebeurt dat volledig door water onder vrij verval te spuien: als het water in de Waddenzee laag genoeg staat, gaan de spuisluizen in de Afsluitdijk open en stroomt het water vanzelf weg.
Door zeespiegelstijging wordt spuien steeds moeilijker. Het dagelijkse tijdsvenster waarin het water in de Waddenzee lager staat dan in het IJsselmeer wordt korter en het verval wordt kleiner. Het gevolg is dat steeds minder water ‘vanzelf’ uit het IJsselmeer kan wegstromen naar de Waddenzee. Daarom komen er pompen op de Afsluitdijk te staan. Met de combinatie van spuien en pompen blijft tot 2050 voldoende waterafvoer naar de Waddenzee mogelijk. Als de zeespiegel verder stijgt, kan het noodzakelijk zijn meer of grotere pompen te plaatsen.
Stresstest IJsselmeergebied
Het IJsselmeer is de grootste strategische zoetwatervoorraad van Nederland. Landbouw, natuur, industrie en de drinkwatervoorziening in het noordelijk deel van Nederland zijn hiervan afhankelijk. In 2021 heeft Deltaprogramma Zoetwater een stresstest uitgevoerd voor de zoetwatervoorziening vanuit het IJsselmeer en Markermeer.
Hieruit blijkt dat de kans op watertekort sterk toeneemt. Bij de formulering van de eerste deltabeslissing IJsselmeergebied in 2014 was het de verwachting dat watertekort eens in de 50 tot 100 jaar zou optreden. De stresstest laat zien dat vanaf 2050 eens in de vijf jaar watertekort kan gaan optreden. Ook blijkt uit de stresstest dat verzilting via de sluizen van de Afsluitdijk veel groter is dan eerder aangenomen.
Zodra nieuwe klimaatscenario’s beschikbaar zijn, wordt de stresstest herhaald. Bij de herijking van de deltabeslissingen in 2026 vindt een afweging plaats van maatregelen om de grootste knelpunten op te lossen, rekening houdend met de gevolgen van deze maatregelen voor onder meer veiligheid, natuur en scheepvaart.
Beleidskader nieuwe watervragers
De inzet van de deltabeslissing IJsselmeergebied is dat het aanbod van zoetwater en de vraag ernaar in evenwicht blijven. Het hele jaar door is er vraag naar zoetwater in de regio IJsselmeergebied, voor drinkwater, natuur, landbouw en industrie. De watervraag kan toenemen door nieuwe ontwikkelingen, zoals bevolkingsgroei, verziltende polders, vernatting van veenweidegebieden en de komst van datacenters, waterstofproductie en andere nieuwe industrie. Deze nieuwe watervragers leggen druk op de zoetwatervoorraad in het IJsselmeer. Om watertekorten te beperken is adaptief beleid nodig.
De overheden in de regio IJsselmeergebied werken daarom aan een regionaal beleidskader voor nieuwe watervragers, zodat ze vergelijkbare afwegingen blijven maken bij nieuwe watervragen. Ze zullen onder meer rekening houden met de periode waarin water nodig is, de omvang van de watervraag, de waterbeschikbaarheid en andere watervragers in de omgeving en de mogelijkheden om in droge perioden zelfvoorzienend te zijn of een watertekort te accepteren.
Ruimtelijke verkenning
Het Bestuurlijk Platform IJsselmeergebied (BPIJ) laat een Ruimtelijke Verkenning uitvoeren. De verkenning moet handvatten opleveren om gezamenlijk afwegingen te maken over nieuwe ontwikkelingen in het IJsselmeergebied.
Provincies, gemeenten, waterschappen, Rijk en maatschappelijke organisaties brengen samen de opgaven en ontwikkelingen in het IJsselmeergebied in kaart. Denk bijvoorbeeld aan woningbouw, recreatie, de energietransitie, natuur, mobiliteit en stikstofreductie. Deze opgaven hebben grote ruimtelijke impact en consequenties voor de zoetwatervoorraad en de waterveiligheid. Daar komen de gevolgen van klimaatverandering nog bij.
Deze opgaven en ontwikkelingen vragen om een integrale aanpak. De partijen verkennen samen waar het knelt en waar kansen liggen. De ambitie is om tot een gebiedsoverstijgend afwegingskader voor bestuurlijke keuzes te komen. De Ruimtelijke Verkenning is eind 2023 gereed.
Water en bodem sturend
Het Rijk heeft structurerende keuzes geformuleerd om water en bodem sturend te laten zijn in de ruimtelijke inrichting, omdat we steeds vaker tegen de grenzen van ons bodem- en watersysteem aanlopen (Kamerbrief najaar 2022). De structurerende keuzes gelden voor het Rijk en regionale partijen.
Een aantal keuzes gaat specifiek over het IJsselmeergebied, zoals rekening houden met grotere peilfluctuaties in IJsselmeer en Markermeer voor de zoetwatervoorziening en een verhoging van het winterpeil met 30 cm vanwege zeespiegelstijging. Het Rijk gaat in overleg met de regio het beleid voor buitendijkse ontwikkelingen actualiseren. Behalve voor natuur is nieuwe landaanwinning in de meren niet toegestaan; ook nieuwe eilanden vallen daaronder. In veenweidegebieden gaat de grondwaterstand omhoog.
Uitgangspunt van de brief is het principe van ‘niet afwentelen’: het gebruik van water en bodem mag geen ongewenste effecten veroorzaken voor toekomstige generaties, andere gebieden of andere functies en privaat gebruik mag geen ongewenste effecten op publieke waarden en investeringen hebben. Vanwege de vele functies in de regio IJsselmeergebied vraagt dit voortdurend een goede afweging van de verschillende belangen.